Afstudeerproject Academie van Bouwkunst, Amsterdam, mentoren John Körme­ling, Arie van Rangelrooy en Luc Deleu

Het doel van dit project is het creëren van een implosie in de stedelijke ruimte.

Een gebouw of bouwwerk dat zich volledig autonoom opstelt in het hart van de metropool.

Zo’n gebouw is een Kathedraal.

Kathedralen zijn ongrijpbaar­. Het waren destijds pure dra­gers van betekenis. Die bete­kenis is nu vrijwel onleesbaar geworden. De kathedraal onttrekt zich op alle denkbare niveaus aan de kwaliteiten van de stad: maat, schaal, constructie, massaliteit, functie en materiaal.

Deze kwaliteiten worden geëxtrapoleerd naar hun natuurlijke extreem: de ontkenning van de stad.

Het maken van het absoluut autonome gebouw impliceert een absoluut autonome architectuur, en daarmee een zoektocht naar pure ruimte, construc­tie, licht en massa.

Kathedralen zijn ontstaan uit een idee.

Uit dit idee ontstond een verlangen naar ruimte.

Dit idee was zo sterk dat de ruimte heel groot kon worden.

Dit idee was zo duidelijk dat de vorm heel precies werd.

Dit idee bestaat niet meer.

Ik moet dus een nieuw idee vinden.

Een kathedraal is een interieur.

Gemaakt om een illusie op te wekken.

Een omniversum, een planetarium.

Het waas van goddelijke magie dat een kathedraal omgaf is veran­derd:

Er is geen voelbare overkoepelende macht meer die ons bijeen houdt.

We richten ons steeds meer naar buiten:

BUITEN IS BINNEN HANDBEREIK!!!

Daarom voldoet een interieur niet.

Ik fietste ’s avonds in grote haast over het Leidseplein. Op de stoep zag ik een man met een sterrenkijker en een bord: ‘sterrenkijker 50 cts.’ Het leek een beeld uit de 50-er jaren. Afijn, voor dat geld… Toen ik in z’n kijker keek vertelde hij me dat het Cleo was, een van de negen manen van Jupiter, die zoveel miljoen kilometer van ons af stond, zoveel honderddui­zend kilo­meter doorsnede had, zoveel tril­jard ton woog enzovoorts. Omdat ik niet reageerde begon hij steeds sneller te praten, tot hij als een mitrail­leur astronomi­sche getallen in mijn oor spuwde.

Enigszins duizelig klom ik weer op mijn fietsje. Toen ik mijn rug kromde om mijn tunnel te vervolgen door de drukte, keek ik ineens omhoog: De auto’s, de neonreclames, de Stadsschouwburg, wat een buitengewoon betrekkelijk, flinterdun laagje waarbinnen we het leven zich laten afspelen.

Ik maak een exterieur, een genadeloze dreun die alle begrenzingen die de stad nu heeft openbreekt.

Een grote klont die alles totaal banaal maakt en daarmee vrij.

Heerlijke zinloosheid!!!

HOERA!!!!!!!!!!!

  • Project Info
  • Ontwerp: 1992 – 1993

  • Locatie: Berlijn